Slim
Goed nieuws voor astronomen
De EU trekt 15 miljoen euro uit voor het grootste astronomie-netwerk in Europa. Sterrenkundigen krijgen zo toegang tot telescopen over de hele wereld. Zo kunnen ze ook blijven observeren als de zon opkomt. Een telescoop aan de andere kant van de wereld neemt de nachtelijke waarneming gewoon over. Dat wordt sterren bingen.
Omdat de kennis van ons universum steeds groter wordt, heeft de EU besloten om twee bestaande Europese netwerken samen te brengen onder één noemer: het OPTICON-RadioNet PILOT (ORP). Het klinkt om te beginnen al behoorlijk indrukwekkend. Het leidt ertoe dat astronomen sneller expertise kunnen uitwisselen, met hopelijk meer samenwerking tot gevolg.
Chili
Een van de partners van het netwerk is de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO). Dat Europese wetenschapsproject in Chili stond onder meer aan de wieg van de Very Large Telescope. Dat is inderdaad een heel grote spiegeltelescoop, die op de berg Cerro Paranal werd gebouwd op maar liefst 2635 meter hoogte. Vanwege de uitzonderlijke omstandigheden – weinig bewolking, een stabiele dampkring en amper lichtvervuiling – kunnen astronomen hier 350 nachten per jaar rekenen op buitengewoon heldere nachten. En heldere nachten betekent; ongestoord sterrenkijken!
Het nieuwe ORP-netwerk brengt maar liefst twintig telescopen en andere waarnemingsfaciliteiten samen. Dat is belangrijk voor sterrenkundigen omdat toegang tot telescopen en waarnemingen niet altijd vanzelfsprekend is. Voor de telescopen van de ESO in Chili zijn er bijvoorbeeld vijf keer meer aanvragen dan er waarnemingstijd beschikbaar is. Zo krijgt slechts een beperkt aantal onderzoeksprojecten telescooptijd.
Supernova
Het samenwerkingsnetwerk voor astronomie, waarvoor 15 miljoen euro is uitgetrokken, heeft tot doel de waarnemingsmethoden en -instrumenten te harmoniseren en toegang te verlenen tot een breder gamma van astronomiefaciliteiten.
Zo wordt het bijvoorbeeld mogelijk om uitzonderlijke sterrenkundige events, zoals de explosie van een supernova, continu te kunnen waarnemen . Met één telescoop is dat moeilijker omdat je als astronoom moet stoppen met observeren wanneer het licht wordt. Als de sterrenkundige via dit netwerk toegang heeft tot een telescoop aan de andere kant van de aarde, kan hij of zij op die manier de waarneming verderzetten.
Nederland
Astronomen uit 15 Europese landen, Australië en Zuid-Afrika en 37 instellingen nemen deel aan het netwerk. Het wordt gecoördineerd door het Franse Centre National de la Recherche Scientifique, dat verschillende optische en radiotelescopen beheert.
In Nederland zijn twee onderzoeksinstituten (ASTRON en NOVA) en twee internationale partnerinfrastructuren (de internationale LOFAR-telescoop en JIVE-ERIC) bij het netwerk betrokken.
Bron: persbureau IPS / titelfoto: Stefan Widua – Unsplash